Voordat de bevolkingsregisters werden gebruikt, is in Nederland al een aantal volkstellingen gehouden. De eerste was in 1795, in opdracht van de regering van de toenmalige Bataafse Republiek. Men wilde de omvang van de bevolking in kaart brengen zodat op basis hiervan kiesdistricten konden worden gevormd, om te bepalen hoeveel vertegenwoordigers per provincie naar de Nationale Vergadering in Den Haag werden gestuurd. Deze telling is vooral gericht op de gezinshoofden en hun inwonende gezinsleden. In de negentiende eeuw werden de volkstellingen elke tien jaar herhaald, vooral om de bevolkingsregistratie te controleren. De informatie in de registers werd ook uitgebreider. Zo vind je in de latere volkstellingen informatie over leeftijd, geboorteplaats, geslacht, burgerlijke staat, beroep en geloof. Ze vonden vanaf 1829 plaats, maar niet alle volkstellingen zijn van elke plaats bewaard gebleven. Ze zijn te raadplegen via de gemeentelijke en regionale archieven.